Beheersplannen III (2022/2027) - Wallonië

39 Samenvatting van de derde beheersplannen voor de Waalse stroomgebiedsdistricten © DEE/SPW Milieu Maatregel 19.1 is gericht op microverontreinigende stoffen waarvan de emissie naar de oppervlaktewateren plaatselijk is en wordt aangemerkt als ad-hoc, als gevolg van directe of indirecte lozingen via afvalwaterzuiveringsinstallaties en industriële lozingen. Hij wordt aangevuld met maatregel 19.2, die betrekking heeft op de microverontreinigende stoffen waarvan de emissies naar de oppervlaktewateren (geheel of grotendeels) als diffuus worden aangemerkt. De uitvoering van maatregel 19.1 vereist voorafgaande studies, waarvan sommige momenteel reeds aan de gang zijn. Deze studies hebben tot doel de bronnen van emissies naar oppervlaktewaterlichamen te onderzoeken en te bevestigen. Maatregel 19.1 is gericht op de herziening van vergunningen om: • de emissies van stoffen te beheren die verantwoordelijk zijn voor het niet bereiken van een goede toestand (degraderende stoffen) in een bepaald oppervlaktewaterlichaam (KRW); • om de uitstoot van VS meer in het algemeen te verminderen (MKN-richtlijn), ongeacht de toestand van de desbetreffende oppervlaktewaterlichamen; • geleidelijk elimineren van verliezen, lozingen en emissies van PGS (MKN-richtlijn). Naast de kosten van de studie en de coördinatie van dit actieplan door de Direction des Eaux de Surface, zullen investeringen van de industrieën nodig zijn om te voldoen aan de Waalse verplichtingen met betrekking tot de Europese KRW en MKN-richtlijn. Langs de drie bovengenoemde assen is een lijst opgesteld van vergunningen die moeten worden herzien. Het maakt een verdere uitsplitsing van maatregel 19.1 in 3 submaatregelen mogelijk: • 38 vergunningen moeten worden herzien wegens overschrijding van de MKN-drempelwaarden: • 145 vergunningen moeten aanvullend worden herzien naast de 38 "degraderende" vergunningen: • 115 bijkomende vergunningen moeten herzien worden om de emissies van PGS te stoppen: De eerste submaatregel betreft 38 bedrijven waarvan is vastgesteld dat zij verantwoordelijk zijn voor het niet bereiken van de goede toestand van het waterlichaam voor een of meer verontreinigende stoffen. De herziening van de emissiedrempels zou een gunstig effect moeten hebben op de toestand van het waterlichaam, dat snel kan worden gemeten. De tweede submaatregel betreft 145 vergunningen die geïdentificeerd werden als zijnde verantwoordelijk voor de belangrijkste PS-emissies op het niveau van het stroomgebiedsdistrict. Het is de bedoeling de desbetreffende vergunningen te herzien om in elk district een vermindering van de PS-emissies met ongeveer 20% te bereiken. De bedrijven werden daarom ingedeeld naar emissieniveau en de selectie van de belangrijkste PS-emittenten werd gemaakt met het oog op het bereiken van de 20%-reductie-inspanning in elke SG. De derde submaatregel betreft 115 bijkomende vergunningen waarbij lozingen van PGS in het milieu werden toegestaan. Een meerderheid van deze lozingen betreft kwik, dat alomtegenwoordig is in onze waterwegen. De uitgevoerde voorselectie betreft bedrijven die rechtstreeks PGS in het oppervlaktewater lozen in concentraties die de MKN-norm qua maximaal toelaatbare concentratie overschrijden. De vermindering van microverontreinigende stoffen waarvan de oorsprong van de emissies diffuus is, is het voorwerp van maatregel 19.2. Wat meer in het bijzonder de emissie van microverontreinigende stoffen via afvloeiingswater of landbouwactiviteiten (emissie van pesticiden en minerale meststoffen) betreft, houden de geplande acties rechtstreeks verband met de volgende maatregelen van het Maatregelenprogramma, dat betrekking heeft op alle belastende factoren die de oppervlaktewaterlichamen degraderen (microverontreinigende stoffen en andere): • problematiek van het afvloeiingswater: maatregel 8 (beheer van afvalwater bij regenweer, met inbegrip van het regenwater); • problematiek van de lozingen in de landbouw: maatregelen 23, 26, 28, 29, 30 en 32. Maatregel 19.2 omvat ook andere acties. Het thema van de lozingen van microverontreinigende stoffen van huishoudelijke oorsprong (directe lozingen) vereist een denkoefening op Waals, federaal en Europees niveau, aangezien dit thema verband houdt met het gebruik van huishoudelijke producten of bekledingen die stoffen bevatten die zich gedragen als microverontreinigende stoffen voor het oppervlaktewater. De acties ter beperking van de lozing van microverontreinigende stoffen in oppervlaktewateren vereisen ook een

RkJQdWJsaXNoZXIy MTA5MTc=