Register van maatregelen. Beheersplannen III (2022/2027) - Wallonië
Maatregelenprogramma Derde Beheersplannen – WG Informatiefiche van de maatregel Statuut van de maatregel Aanvullend Referentie 21_03 KRW_BP3 © SPW Environnement/DEE – V1.2 1 Titel Vermindering van de verontreiniging van de grondwaterlichamen die het grootste risico lopen of het meest zijn aangetast door industriële, accidentele en historische ad-hocverontreinigingen Onderwerp Sinds de invoering van het decreet betreffende bodembeheer en bodemsanering verplicht dat decreet steeds meer tot bodemsaneringen die een component "grondwatersanering" omvatten. Het DESo (Directioraat Grondwater) wordt bij het beslissingsproces betrokken door advies te geven over de studies en/of over de gehanteerde saneringsprocedés wanneer ze betrekking hebben op grondwater. Door deze adviezen systematisch en voortdurend in te voeren is men almaar beter in staat rekening te houden met de kennis die deze dossiers opleveren om het niveau van de beperkingen die men voor toekomstige verontreiniging oplegt, doelgericht en gedoseerd vast te leggen. Men zal rekening kunnen houden met de huidige toestand van het betrokken waterlichaam of met de specifieke gevoeligheid ervan voor accidentele en industriële verontreiniging. Tegelijkertijd vertrouwt het DESo een technische ondersteuningsopdracht toe aan publieke partners (ISSeP-SPAQUE) om de leemte in het bodemdecreet op te vullen wanneer verontreiniging wordt aangetroffen in een watertafel, en meestal in het bijzonder in een waterwinningsgebied, en de veroorzaker onbekend is. Zonder veroorzaker is er geen mogelijkheid om via dit decreet een dossier te onderzoeken. Deze ondersteuningsopdracht bestaat erin met overheidsmiddelen de eerste onderzoeken te verrichten om de bron van de verontreiniging op te sporen en in een later stadium een bodemdecreetdossier tegen de veroorzaker te kunnen te behandelen. Motivatie Van verscheidene waterlichamen is vastgesteld dat ze risico lopen in het licht van historische, accidentele en industriële verontreiniging. Twee daarvan (RWE033 en RWM073) verkeren in slechte staat vanwege redenen of parameters die ten minste gedeeltelijk verband houden met deze oorsprong. Uitvoering De uitvoering van de maatregel omvat twee werkpistes, de ene intern, binnen het directoraat grondwater, de andere extern (ISSeP en/of SPAQuE) maar onder toezicht van hetzelfde directoraat. 1. Binnen de SPW (DEE-DESo cel "bodemdecreet") • Het DAS (directoraat bodemsanering) en het DHC blijven adviseren in het kader van dossiers van accidentele of historische verontreiniging die worden behandeld in het kader van de spoedprocedure of de procedure "bodemdecreet", en daarbij steeds beter rekening houden met de eerder verworven kennis over de specifieke gevoeligheid van grondwaterlichamen voor deze verontreiniging • Het invoeren en verwerken van gegevens over deze adviezen voortzetten met als doel de risicofactoren en gevoeligheidsindicatoren bij te werken naarmate meer informatie ter zake beschikbaar wordt • Een kader scheppen voor de technische ondersteuningsopdracht inzake "weesverontreiniging door een geïdentificeerde veroorzaker" en de financiering ervan bestendigen 2. Door een externe dienstverlener van algemeen belang, gedekt door een opdracht onder toezicht van het DESo Onderzoekscontroles verrichten (boren van piëzometers, bemonstering voor analyse en opstelling van interpretatieve rapporten) om het verband tussen bepaalde in het grondwater aangetroffen verontreinigingen en de vermeende veroorzaker ervan te traceren. Het actieprogramma zal regelmatig worden bijgewerkt, afhankelijk van de toevoer en de omvang van dergelijke dossiers. De modaliteiten voor het verrichten van deze onderzoekscontroles zullen geleidelijk worden vastgelegd, via een stuurcomité.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTA5MTc=