Register van maatregelen. Beheersplannen III (2022/2027) - Wallonië

Maatregelenprogramma Derde Beheersplannen – WG Informatiefiche van de maatregel Statuut van de maatregel Basis Referentie 18_03 KRW_BP3 © SPW Environnement/DEE – V1.1 1 Titel Versterken van de controles op de in de milieuvergunning vastgelegde voorwaarden Onderwerp Deze maatregel is bedoeld om de controle te verscherpen op lozingen van industrieel afvalwater door bedrijven die niet voldoen aan de in hun vergunningen vastgelegde lozingsvoorwaarden en waarvan is achterhaald dat zij in aanzienlijke of potentieel aanzienlijke mate verantwoordelijk zijn voor het niet bereiken van de goede toestand van hun waterlichaam en/of waarvoor een betere typering van de lozingen gewenst is. Deze maatregel is ook bedoeld om na te gaan en te controleren of de wijzigingen in de lozingsvoorwaarden die bij de herziening van de vergunningen overeenkomstig de maatregelen 17 en 19.1 worden opgelegd, naar behoren worden uitgevoerd. Hij maakt het bovendien mogelijk meer kennis te vergaren over amper getypeerde lozingen en daardoor, indien nodig, zich beter toe te spitsen op bedrijven die via maatregel 17 en 19.1 aan een herziening van de vergunning kunnen worden onderworpen. In voorkomend geval kan de maatregel leiden tot een herziening van de milieuvergunning van de gecontroleerde ondernemingen (in het kader van maatregel 17 en 19.1). Deze maatregel draagt bij tot het verbeteren van de toestand van de waterlichamen door de koppeling met maatregel 17 en 19.1, tot het verscherpen van de controles en het toezicht na herziening van de vergunning, en tot meer kennis over lozingen van industrieel afvalwater. De keuze van te controleren ondernemingen kan worden gemaakt op basis van meerdere (niet exclusieve) criteria: 1. Ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij de verplichtingen inzake lozingen van industrieel afvalwater in hun vergunning niet naleven; 2. Ondernemingen waarvan de vergunning onlangs is herzien en waarvan (na de termijn die ze kregen om zich conform te maken) moet worden nagegaan of de opgelegde voorwaarden in de nieuwe vergunning correct worden nageleefd (in samenhang met maatregel 17); 3. Ondernemingen waarvan bij de analyse van de druk door microverontreinigers en de emissie-inventaris (MKN) is vastgesteld dat zij in aanzienlijke hoeveelheden bepaalde stoffen die door hun vergunning niet zijn toegestaan of prioritaire stoffen lozen (in samenhang met maatregel 19.1); 4. Ondernemingen waarvan bij de analyse van de belastende factoren en de emissie-inventaris is vastgesteld dat zij een bijzondere impact hebben op problematische waterlichamen (maatregelen 17 en 19.1); 5. Ondernemingen waarvoor weinig informatie beschikbaar is over hun lozingen (niet-IPPC en/of in een eenvoudige formule voor de heffing op industriële afvalwaterlozingen) maar die mogelijk een impact hebben op problematische waterlichamen (voortzetting van maatregel 0120_12 van het BPSD2); 6. Ondernemingen waarvan de vergunde lozingen veel omvangrijker zijn dan de aangegeven lozingen, en die een impact zouden hebben op hun waterlichaam indien ze zouden lozen overeenkomstig hun vergunningsvoorwaarden; 7. Ondernemingen waarvan men best de aangiften voor de heffing op industrieel afvalwater en/of in het EPRTR- register controleert; 8. Ondernemingen waarbij men best de kwaliteit van het afvloeiend water controleert; 9. Ondernemingen waarbij zou moeten worden nagegaan waar ze precies lozen; 10. Vast bezoek aan alle ondernemingen met industriële lozingen, om de 6 jaar. Motivatie De inspectie van industriële afvalwaterlozingen wordt opgelegd door het Waterwetboek en de Europese richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen. Bovendien zijn twee aandachtspunten van het openbaar onderzoek van het BPSD3, dat plaatsvond tussen 19 december 2018 en 18 juni 2019, aangemerkt als prioritaire thema's voor Wallonië: punt 4 ("Het toezicht op de wetgeving en de middelen ter bestrijding van verontreiniging verbeteren"), dat was onderverdeeld in verschillende thema's, waaronder "de naleving van de milieuvergunning waarborgen" en "voorzien in de juridische, personele en technische middelen om een doeltreffend toezicht te garanderen"); en punt 1 ("De bestrijding van ad-hocbronnen en diffuse bronnen van verontreiniging opvoeren"), met in het bijzonder "de bestrijding van ad-hocverontreinigingen voortzetten".

RkJQdWJsaXNoZXIy MTA5MTc=