Uitdagingen PG3 -Wallonië

Uitdaging 3. Rekening houden met de miskende verontreinigingen Volgens het VN-Milieuprogramma is 80% van de vervuiling van de zee van tellurische en antropogene oorsprong . Ze is afhankelijk van de bestaande activiteiten in de stroomgebieden van de rivieren. In de stroomgebieden van Maas en Schelde, die dichtbevolkt zijn en waarin tal van activiteiten plaatsvinden, voegen zich industriële bronnen bij het huishoudelijke afvalwater en de agrarische inbreng. In de Noordzee komen via de rivieren nutrimenten (stikstof en fosfor), gesuspendeerde stoffen en chemische substanties (metalen, weekmakers en oplosmiddelen) terecht. Ze zijn afkomstig van Vlaanderen, Wallonië en de stroomopwaarts gelegen landen. De excessieve aanvoer van nutritieve elementen is de oorzaak van de ‘dood’ van tal van zeegebieden als gevolg van een tekort aan zuurstof. Het project EMoSEM (BESLPO en ANR) heeft aangetoond dat de reeds overeengekomen zuiveringsinspanningen gelinkt aan de toepassing van goede landbouwpraktijken de kwaliteit van het drainagewater verbeteren maar niet volstaan om de eutrofiëringshinder in maritieme omgevingen te reduceren. Om dat te bereiken zijn er radicale veranderingen nodig in de landbouwsystemen (afname van stikstof en fosfor met 40% tot 70% bij de monding van Maas en Schelde). Veruit het meeste zwerfvuil in het mariene milieu bestaat uit plastic, dat gevaarlijk is voor de zeefauna. 80% van het mariene zwerfvuil wordt vertegenwoordigd door microplastics, rechtstreeks gebruikt (als schuurmiddel of exfoliant) of afkomstig van de degradatie van grotere plastics . Hun giftigheid, hun omvang, en de schade die ze toebrengen aan de dieren die ze inslikken, zijn bijzonder zorgwekkend. Ze zijn ook alomtegenwoordig: zelfs relatief propere rivieren in dunbevolkte gebieden kunnen tot 50 miljard microplasticdeeltjes per jaar transporteren. Hoewel de gevolgen van de ophoping van plastic in de voedselketen nog niet volledig zijn gekend, kunnen er zich problemen stellen op het vlak van de menselijke gezondheid. De strijd tegen de ophoping van plastic in zee verloopt via reductie aan de bron, hergebruik en recycling. In meerdere landen bereikt het recyclingpercentage 80%. Betrokkenheid (en dus sensibilisering) van alle actoren om het gedrag te wijzigen is cruciaal voor deze uitdaging. Er werd nog niet duidelijk vastgesteld dat een goede toestand van het oppervlaktewater in Vlaanderen en Wallonië (te realiseren in het kader van de Kaderrichtlijn Water) volstaat om ook het zeewater in goede staat te brengen. In de periode 2013-2018 wijdde Wallonië een ruim budget (1,35 miljoen euro) aan drie onderzoeksprogramma’s, die respectievelijk betrekking hadden op restanten van geneesmiddelen (project IMHOTEP), hormoonontregelaars en andere stoffen van recent belang (projecten BIODIEN en SEMTEP). Er werden bijna 250 opkomende stoffen geanalyseerd. Bepaalde van deze opkomende verontreinigende stoffen bevinden zich in het Waalse oppervlaktewater , in het bijzonder ten noorden van de Samber en Maasvallei. Wat betreft het grondwater (en dus onze bronnen van drinkwater), zijn de conclusies geruststellend , ook al werden er bepaalde frequent gebruikte stoffen plaatselijk in heel kleine concentraties gedetecteerd (perfluorverbindingen, weekmakers). Er zijn normen (drempelwaarden) opgesteld voor bepaalde fytosanitaire stoffen die vaak in het grondwater worden aangetroffen. Toch blijven bepaalde vragen met betrekking tot de aanwezigheid van deze stoffen in het aquatische milieu onbeantwoord. Na voltooiing van deze projecten blijft kennisverruiming een prioriteit (oorsprong van de emissies, traject van de stoffen, impacts, interpretatie en uitbreiding van de analyse tot andere risicostoffen) alvorens er beheersingsmaatregelen worden voorgesteld. Met name geperfluoreerde stoffen en weekmakers (ubiquitaire stoffen zoals PAK’s*) moeten in regenwater gecontroleerd worden. Ze zijn vooral aanwezig in oppervlaktewater en grondwater en tijdens het BIODIEN-project werd een atmosferische hypothese geformuleerd. Via het project EXPOPESTEN ( blootstelling van de bevolking aan pesticiden aanwezig in het milieu – in het bijzonder in de lucht) is geconstateerd dat er op ons platteland en in onze meest beschermde gebieden talrijke restanten van pesticiden aanwezig zijn, waarvan bepaalde afkomstig zouden zijn van atmosferische neerslag na meevoer over heel lange afstanden. Verbetering van onze kennis omtrent de aanwezigheid van pesticiden en hun restanten in de verschillende delen van het milieu is een prioriteit. Er werden reeds bepaalde projecten in deze zin vastgelegd. 16 17 Bescherming van het water in Wallonië Bescherming van het water in Wallonië

RkJQdWJsaXNoZXIy MTA5MTc=