Het water betreft ons iedereen (KRW - waalse waterbeheersplannen)
  Home   |  Portaal Milieu   |  Contact  
KRW Homepage
Menu
 Home
 Algemeenheden
 Inventaris
 Waterbeheersplannen
 Onderzoeken
 Links
 Inhoud
 Divers



 Disclaimer 

Openbare Dienst Landbouw, Natuurlijke hulpbronnen, Milieu - ODLNHM           

Het begrip waterlichaam

Alle versies van dit artikel: [Deutsch] [français] [Nederlands]

De richtlijn gebruikt het begrip “waterlichaam” om de verschillende aquatische milieus van het Europees grondgebied in te delen. Elk geïdentificeerd waterlichaam zal vervolgens de eraan toegekende milieudoelen moeten bereiken.

Er moet onderscheid worden gemaakt tussen :

- oppervlaktewaterlichamen
- grondwaterlichame


Oppervlaktewaterlichamen

In het kader van de beheerplannen moeten we eerst de oppervlaktewaterlichamen identificeren (ligging en grenzen) en vervolgens een eerste karakterisering maken volgens een methode bepaald door de richtlijn.

De oppervlaktewaterlichamen kunnen worden ingedeeld in 2 categorieën: rivieren en stuwmeren.

Identificatie van de oppervlaktewaterlichamen : RIVIEREN

De criteria om de waterlichamen van het type “rivieren” te identificeren in het Waals gewest zijn :

A. Natuurlijke regio’s

De natuurlijke regio’s werden vastgelegd op gewestelijk niveau, op basis van de ecologische grondgebieden. Die grondgebieden vertonen verschillende milieukenmerken, voornamelijk naargelang het klimaat (temperatuurregime, straling, beschikbaarheid van water enz.) en de geomorfologie. De grondgebieden zijn samengebracht in 5 natuurlijke regio’s :

- Ardennen
- Belgisch Lotharingen
- Famenne
- Condroz
- Leemstreek

B. Afmeting van het stroomgebied (oppervlakte)

De klassen voor de afmeting van het stroomgebied zijn :

- Klein : < 100 km²

- Gemiddeld : >= 100 tot 1.000 km²

- Groot : >= 1.000 tot 10.000 km²

- Erg groot : >= 10.000 km²

C. Soorten verval en visgebieden


Dit criterium houdt zowel rekening met het criterium “gemiddeld verval van de waterloop” als met de ecologische kenmerken van de waterlopen. Er zijn drie klassen :

- Water voor zalmachtigen met een verval van meer dan 7,5 ‰.

- Gemengd visgebied met een verval tussen 0,5 ‰ en 7,5 ‰.

- Water voor karperachtigen met een verval van minder dan 0,5 ‰.

Identificatie van de oppervlaktewaterlichamen : MEREN

De Waalse “meren” behoren tot de bijzondere categorie “stuwmeren”. De criteria om de waterlichamen van het type “meren” te identificeren in het Waals gewest zijn :

A. Natuurlijke regio’s

Zelfde indeling als bij de rivieren.

B. Afmeting (oppervlakte)

De klassen voor de afmeting van de meren zijn :

- Klein : 0,2 tot < 1 km²

- Gemiddeld : >= 1 tot < 10 km²

C. Diepte

Volgens de KRW moet men minstens met volgende klassen rekening houden :


- Klein : < 3 m

- Gemiddeld : 3 tot 15 m

- Groot : >= 15 m



Grondwaterlichamen

Net als met de oppervlaktewaterlichamen voert de richtlijn een nieuw begrip in, dat van grondwaterlichaam.

Volgens bijlage II van de richtlijn moet elke lidstaat een eerste karakterisering van de grondwaterlichamen maken, bedoeld om het risico te ramen dat de doelstellingen van artikel 4 niet worden gehaald. Die eerste karakterisering voorziet op de eerste plaats in een afbakening van de grondwaterlichamen.

Het geleidedocument “Identification of Water Bodies” geeft, in tegenstelling tot bij de oppervlaktewaterlichamen, weinig aanbevelingen over de wijze om de grondwaterlichamen te identificeren en af te bakenen. In de ondergrond is het immers, anders dan bij de oppervlaktewaterlichamen, veel moeilijker om strikte fysische grenzen te bepalen. Om die redenen kunnen de lidstaten vrij kiezen welke typologie ze aannemen voor de grondwaterlichamen. De identificatie, en bijgevolg ook de afbakening, van de grondwaterlichamen moet echter bij voorrang “toelaten om zo nauwkeurig mogelijk de kwantitatieve en chemische toestand van het waterlichaam te beschrijven”.

In het Waals gewest zijn de werken voor die afbakening gestart in 2011, ze werden geleid door een comité van deskundigen bestaande uit wetenschappers van de universiteiten en van de Direction des Eaux souterraines. Die werken hebben bovendien rekening gehouden met overleg tussen de gewesten en naburige lidstaten, een overleg dat concreet vorm kreeg met enerzijds de tekst van de Ministeriële Conferentie van Luik van 30 november 2001 en anderzijds met de kaart van grondwaterlichamen in het Scheldedistrict, opgesteld in het kader van het Scaldit project (Interreg II).

De methodologie voor identificatie/afbakening die wordt gebruikt door het Waals gewest houdt rekening met zowel hydrogeologische als niet-hydrogeologische criteria.