Het water betreft ons iedereen (KRW - waalse waterbeheersplannen)
  Home   |  Portaal Milieu   |  Contact  
KRW Homepage
Menu
 Home
 Algemeenheden
 Inventaris
 Waterbeheersplannen
 Onderzoeken
 Links
 Inhoud
 Divers



 Disclaimer 

Openbare Dienst Landbouw, Natuurlijke hulpbronnen, Milieu - ODLNHM           

Glossarium

Alle versies van dit artikel: [Deutsch] [français] [Nederlands]

 Letterwoorden 

 A   B   C   D   E   F   G   H   I   J   K   L   M   N   O   P   Q   R   S   T   U   V   W   X   Y   Z 

 A  

10-Sous :
Database met de locaties van de grondwaterwinningen rond een punt van bekende Lambert-gegevens en binnen een bepaalde straal.

Aanvulling van de grondwaterlagen :
Fractie van het neerslagwater dat effectief in de grondwaterlagen doorsijpelt.

Afbraakproduct :
Een of meer stoffen die het resultaat zijn van de afbraak of de reactie van stoffen in een fytofarmaceutisch product dat in het milieu voorkomt omdat het wordt gebruikt.

Afvalwaterzuivering :
Geheel van technieken om afvalwater op te vangen en te behandelen voordat het in het natuurlijk milieu terechtkomt (waterzuiveringsnet en zuiveringsstations). Behandeling en verwijdering van slib is onderdeel van de afvalwaterzuivering. Afvalwaterzuivering kan collectief of individueel gebeuren.

Afvloeiing :
Een niet-georganiseerd fysisch afvloeiingsfenomeen van het water aan de oppervlakte van een stroomgebied na regenval. Deze stroming duurt tot het water een rivier, een waterzuiveringsnet of een moeras ontmoet. De kracht van de afvloeiing is afhankelijk van tal van factoren: intensiteit van de neerslag, de hellingsgraad, de dichtheid van de platengroei, menselijke activiteiten, enz.

Afvloeiingsfaciës :
Klein vak van de waterloop (meestal met een lengte van 1 tot 10 keer de volle breedte) met homogene kenmerken (op schaal van enkele m2 tot enkele honderden m2) met betrekking tot de stroming, de diepte, de korrelgrootte, de helling van de bedding, de waterlijn en de dwarsprofielen van de waterloop.

Agromilieumaatregelen :
Milieuvriendelijke maatregelen (bescherming van het water, ... ) in landbouwpraktijken, door:

  • de landbouwers aan te moedigen om minder meststoffen en pesticiden te gebruiken
  • stimuleren tot een vermindering van de kuddes om de verontreiniging door teelteffluenten te verminderen
  • de landbouwers aansporen om methoden te gebruiken die de kwaliteit van het landelijk milieu verbeteren of om verlaten gronden te onderhouden – aanmoedigen om landbouwgronden 20 jaar te bevriezen voor milieudoeleinden. Die maatregelen houden in dat premies worden betaald aan landbouwers die milieuvriendelijke landbouwmethoden gebruiken, in de vorm van een contractuele verbintenis tussen de staat, de Europese Unie en de landbouwers voor een periode van 5 tot 10 jaar (zelfs 20 jaar).

Alkaliniteit :
Capaciteit van water om zuur te neutraliseren. Ze hangt af van de concentratie aan hydroxiden, carbonaten en bicarbonaten in het water. Een oplossing is alkalisch bij een pH hoger dan 7, hoe hoger de pH, hoe meer alkalisch de oplossing.

Alomtegenwoordige PBT’s :
Persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen die, onafhankelijk van het hoge of lage concentratiegehalte, frequent in alle typen waterlichamen worden aangetroffen, hetzij omdat zij op diffuse wijze in het milieu worden geloosd, hetzij vanwege hun intrinsieke eigenschappen (persistent).

Alternatieve kosten :
Economisch verlies dat wordt geleden door een gemeenschap omwille van een niet optimaal of onefficiënt gebruik vanuit economisch standpunt van de natuurlijke hulpbron water.

AMICE :
Project: „The impacts of climate change on the discharges of the river Meuse”.

Antropogeen :
Wordt gezegd van iets dat van menselijke oorsprong is.

Aqualim :
Website (http://aqualim.environnement.wallonie.be/login.do) die toegang geeft tot de gegevens van het limnimetrisch meetnet van de Directie van de niet-bevaarbare waterlopen.

Aquaphyc :
Website (http://aquaphyc.environnement.wallonie.be/login.do ) die toegang geeft tot de chemische en fysisch-chemische gegevens van de Waalse waterlopen beheerd door de Directie van het oppervlaktewater.

Aquapol :
Site internet (http://aquapol.environnement.wallonie.be/le_projet_aquapol.htm ) die toegang geeft tot de meetgegevens van het waarschuwingsnet.

AQUAWAL :
Beroepsvereniging van de openbare operatoren van de waterkringloop in Wallonië (http://www.aquawal.be).

Aquiclude, aquifer et aquitard :
Drie termen die het min of meer doorlatend karakter van de rotsformaties kenmerken :

  • De term aquifer wijst op een formatie die voldoende doorlatend en poreus is om er aanzienlijke hoeveelheden grondwater uit te winnen. De aquifer bevat een grondwaterlaag (of watervoerende laag), dat is het water dat in de aquifer stroomt. Aquifer en watervoerende laag zijn dus geen synoniemen: de eerste duidt op het omhulsel, de tweede op de inhoud.
  • De term aquitard wijst op een semidoorlatende formatie waarin het water trager stroomt dan in een aquifer; het is mogelijk om hier water te winnen, maar in beperkte hoeveelheden;
  • De term aquiclude wijst op een ondoorlatende formatie die om economische redenen niet-exploiteerbaar is.

 B  

Beginsel van terugwinning van de kosten in verband met watergebruik :
Verhouding tussen de bijdragen die worden betaald door de verschillende sociaaleconomische sectoren die zijn aangewezen om de diensten te financieren (na aftrek van de subsidies of steun die niet werd gefinancierd door de gebruikers van het water) en de productiekosten voor de diensten.

Beginsel van terugwinning van de kosten van waterdiensten :
Terugwinning van de kosten van de waterdiensten (inclusief milieukosten en kosten van de hulpbronnen) door de verschillende gebruikerscategorieën van de diensten.

Belasting op de lozing van huishoudelijk afvalwater :
Ingevoerd door het decreet van 30/04/1990 tot invoering van een belasting op de lozing van huishoudelijk en industrieel afvalwater. De belasting wordt betaald door natuurlijke personen of economische operatoren (bedrijven of verenigingen) die huishoudelijk afvalwater lozen, met uitzondering van bepaalde bijzondere instellingen of operatoren (ziekenhuizen, verzorgingstehuizen enz.) die voldoen aan de bijzondere voorwaarden bepaald door de regering.

Belasting op de lozing van industrieel afvalwater :
Ingevoerd door het decreet van 30/04/1990 tot invoering van een belasting op de lozing van huishoudelijk en industrieel afvalwater. De belasting wordt betaald door de operatoren die ander afvalwater dan huishoudelijk afvalwater zoals bepaald in het decreet lozen.

Bemaling :
Ontlasten van overtollig infiltratiewater, hoofdzakelijk gebruikt in de mijnen en ondergrondse milieus. Met het oog op de instandhouding van de watervoorraad wordt het bemalingswater van steengroeven (dat optreedt wanneer een steengroeve wordt geopend of verdiept, of omdat een karstbron optreedt, of omdat de grondwaterlaag tijdens boringen werd aangeboord) steeds vaker benut.

Bentische macro-ongewervelden :
Verzamelnaam voor ongewervelde organismen die zich op de bodem van waterlopen vermenigvuldigen en aan de oppervlakte of in de spleten van het substraat leven. Het gaat vooral om insectenlarven, weekdieren en wormen.

Bemalingswater :
Water dat wordt opgepompt uit een mijn om de exploitatiekunstwerken droog te houden.

Beschermd gebied :
Gebied dat bijzondere bescherming behoeft in het kader van specifieke communautaire wetgeving om het oppervlakte- of grondwater te beschermen of voor het behoud van habitats en rechtstreeks van water afhankelijke soorten (richtlijn 2000/60/EG, artikel 6).

Bijdrage voor de bescherming van waterwinningen :
Ingevoerd door het decreet van 30/04/1990 tot invoering van een belasting op de lozing van huishoudelijk en industrieel afvalwater. Het toepassingsgebied ervan strekt zich uit tot de winningen van tot drinkbaar water verwerkbaar water (winning uit oppervlaktewater en uit grondwater). De bijdrage wordt betaald door de drinkwaterproducenten en -distributeurs die geen dienstenovereenkomst voor de bescherming van waterwinningen hebben afgesloten met de SPGE en wordt gestort in het “Fonds pour la protection des eaux” (waterbeschermingsfonds). De bijdrage staat in verhouding tot de geproduceerde volumes water. De som van de bijdragen wordt vervolgens maandelijks doorgestort aan de SPGE.

Biocenotische index :
De aquatische biocenosen hangen af van tal van omgevingsfactoren (bijvoorbeeld de fysisch—chemische kwaliteit van het water, verontreiniging, eutrofiëring, de flora, de aard van de bodem en oevers van de waterloop, de stroomsnelheid, … ) en zijn daardoor erg representatief voor het ecosysteem. Ze vormen dan ook uitstekende indicatoren om de ecologische kwaliteit van waterlopen te beoordelen. De belangrijkste populaties die worden gebruikt als bio-indicatoren in aquatische milieus zin de benthische macro-invertebraten, de diatomeeën, de vissen, de macrofyten en het fytoplankton.

Biochemische zuurstofvraag (BZV) :
De nodige hoeveelheid zuurstofverbruik voor de biologische afbraak van de organische stoffen in het water. De resultaten zijn uitgedrukt in verbruikte milligram zuurstof per liter water gedurende een aantal dagen (meestal 5 dagen BZV5).

Biociden :
Werkzame stoffen en preparaten die, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, een of meer werkzame stoffen bevatten en bestemd zijn om (i) een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, (ii) de effecten daarvan te voorkomen of het op andere wijze langs chemische of biologische weg te bestrijden (richtlijn 98/8/EG).

Biota :
Alle levende organismen (planten, micro-organismen, dieren, enz.) die in een specifieke habitat of biotoop (natuurlijke levensruimte van de soort) aanwezig zijn. Voor de kaderrichtlijn Water betreffen de biota de vissen en sommige ongewervelden (schelp- en weekdieren).

Bodemdaling :
In geologie wijst een bodemdaling op een trage verzakking van de lithosfeer (een geleidelijk zakken van een continentale kustzone) wat leidt tot een geleidelijke afzetting van sedimenten onder een constante waterdiepte.

Bodemkunde :
Studie van bodems, van hun chemische, fysische en biologische kenmerken en evolutie.

Bruto binnenlands product (BBP) :
De som van de toegevoegde waarden van alle productietakken (verhoogd met de BTW op de producten en de invoerrechten). Het bestaat uit het binnenlands handelsproduct (verhandelde goederen en diensten) en het bruto binnenlands niet-handelsproduct (gratis of quasi gratis diensten geleverd door openbare en privé-instanties). Het wordt uitgedrukt in een munteenheid.

Bypass van een zuiveringsstation (of stormoverloop) :
In periodes van hevige regenval (bijvoorbeeld storm) en wanneer de stormbekkens van een zuiveringsstation hun maximale capaciteit voor de opslag van afvalwater hebben bereikt, wordt het water omgeleid via een stormoverloop en gaat het rechtstreeks naar de waterloop; het water wordt dus niet behandeld in het station.

 C  

Chemisch zuurstofvraag (CZV) :
De nodige hoeveelheid zuurstofverbruik door de sterke chemische oxidansen voor de oxidatie van de organische en minerale stoffen in het water. De CZV laat toe om de vuilvracht van het afvalwater te beoordelen. De resultaten zijn uitgedrukt in milligram zuurstof per liter water.

Chemische toestand :
Beoordeling van de waterkwaliteit op basis van de analyse van de concentraties van diverse verontreinigende stoffen opgenomen in de bijlagen IX en X van de kaderrichtlijn Water waarin ook de prioritaire verontreinigende stoffen zijn opgenomen (zie definitie). Artikel 2 § 24 van de kaderrichtlijn bepaalt de goede chemische toestand van een oppervlaktewaterlichaam als volgt: „de chemische toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarin de concentraties van verontreinigende stoffen niet boven de milieukwaliteitsnormen liggen”. Voor het grondwater verwijzen de kwaliteitsnormen naar de maximale concentraties bepaald door de diverse Europese wetgevingen betreffende nitraten, gewasbeschermingsmiddelen en biociden, enz. Voor de verontreinigende stoffen die niet door de Europese wetgeving zijn gedekt, moesten de lidstaten vóór juni 2006 de drempelwaarden bepalen. De beoordeling van de chemische toestand omvat twee indelingen: „goed” of „niet goed”. /p>

Chemische zuurstofvraag (CZV) :
De hoeveelheid zuurstof die de sterke chemische oxidanten nodig hebben om de organische en minerale stoffen in het water af te breken tot zuurstof. De CZV laat toe om de vervuilingslast van afvalwater te beoordelen. De resultaten worden uitgedrukt in milligram zuurstof per liter water.

Collectieve waterzuivering (zie ook waterzuivering) :
De collectieve waterzuivering betreft het stedelijk afvalwater afkomstig van de agglomeraties. In casu wordt het afvalwater opgevangen in een riool- en collectorenstelsel dat het water naar een (of meer) collectieve rioolwaterzuiveringsinstallatie(s) voert waar het water wordt gezuiverd. In Wallonië exploiteren en beheren 7 erkende waterzuiveringsinstellingen de collectieve rioolwaterzuiveringsinstallaties in nauwe samenwerking met de SPGE.

Collector :
Leiding van grote afmeting die de afvoeren van de rioolstelsels met het collectief rioolwaterzuiveringsinstallatie verbindt.

Contractuele bijdrage voor de bescherming van waterwinningen :
Wordt betaald door de producenten-distributeurs die een dienstenovereenkomst voor de bescherming van waterwinningen hebben afgesloten met de SPGE. Ze vervangt de bijdrage voor de bescherming van waterwinningen die was ingevoerd door het besluit van 30/04/1990.

 D  

Diatomeeën :
Eencellige planktonische of benthische algen die in zoet en in zout water leven en zich kenmerken door hun extern tweedelig kiezelskelet.

Druk :
De rechtstreekse inwerking van een menselijke activiteit daar waar de activiteit plaatsvindt, bijvoorbeeld onttrekking van water, lozen van afvalwater, wijzigen van de morfologie van een waterloop, ... Men maakt onderscheid tussen plaatselijke druk, uitgeoefend op een welbepaalde plaats of grondgebied (bijvoorbeeld het punt waar een riool uitmondt in een waterloop) en diffuse druk, die meer verspreid plaatsvindt over een bepaald grondgebied (bijvoorbeeld nitraten van agrarische oorsprong die niet worden opgenomen door de teeltgewassen en diep in de bodem doordringen waar ze het grondwater verontreinigen).

 E  

Ecologische toestand :
Toestand van een waterlichaam bepaald overeenkomstig bijlage V van de kaderrichtlijn Water. De ecologische toestand is een aanduiding van de kwaliteit van de structuur en de werking van de aquatische ecosystemen die met het oppervlaktewateren zijn geassocieerd. De ecologische toestand berust op criteria, kwaliteitselementen genoemd, die van biologische (aanwezigheid van levende plantaardige en dierlijke wezens). hydromorfologische (bv. kunstmatige oeveraanleg) of fysisch-chemische (bv. aanwezigheid van macroverontreinigende stoffen) aard kunnen zijn. De ecologische toestand drukt een afwijking uit in verhouding tot referentieomstandigheden of omstandigheden die representatief zijn voor een oppervlaktewaterlichaam dat niet of weinig door menselijke activiteiten wordt beïnvloed. De ecologische toestand omvat vijf indelingen: zeer goed, goed, matig, ontoereikend en slecht).

Egalisatiebekken :
Kunstmatig bekken bedoeld om tijdelijk een grote hoeveelheid water op te slaan om de gevolgen van een hoge waterstand te temperen.

Elektrische geleidbaarheid :
Het vermogen de elektrische stroom over te brengen. De elektrische geleidbaarheid van het water is hoofdzakelijk afhankelijk van zijn gehalte aan onopgeloste niet-organische zouten.

Elektrisch vissen :
Techniek waarmee vissen kunnen worden gevangen zonder ze te verwonden. De techniek bestaat uit het gecontroleerd aanbrengen van een elektrisch veld in het water, om de vis aan te trekken en immobiel te maken.

Enterokokken :
Anaerobe bacteriën die normaliter de vorm aannemen van ketentjes. Het betreft intestinale opportunistische pathogenen die bloedvergiftiging, urine- of abdominale infecties kunnen veroorzake.

EPICgrid :
Een rekenkundig model gebaseerd op fysische modelvorming waarmee simulaties kunnen worden gemaakt, zowel op schaal van het perceel als op schaal van het stroomgebied, (Zie voor meer details het begeleidende document „Methodologische leidraad”).

Erkende zuiveringsinstellingen :
Intercommunales die het afvalwater zuiveren in het Waals gewest. Er zijn er acht:
AIDE, AIVE, INASEP, IDEA, INTERSUD, IPALLE, IBW en IGRETEC. Ze komen actief tussen in het verlenen van de dienst openbare waterzuivering:
Zij zorgen meer bepaald, tegen vergoeding, voor de bouw van zuiveringsinstallaties zoals collectoren en zuiveringsstations en voor de exploitatie van die bouwwerken (via onroerende leasingcontracten).

Escherichia coli (of colibacille) :
Een staafvormige thermoresistente bacterie die bij 44 °C kan groeien. Deze bacterie komt bij de mens normaliter in het spijsverteringskanaal voor maar wordt ook aangetroffen in microbiologisch verontreinigd water en is een indicatie dat het water met fecale stoffen verontreinigd is.

European Pollutant Emission Register (EPER) :
Europees emissieregister van verontreinigende stoffen, het eerste pan-Europese register betreffende industriële lozingen van verontreinigende stoffen in de lucht en het water. In 2006 werd het EPER-register vervangen door het E-PRTR-register.

Eutrofiëring :
Verrijking van het oppervlaktewater met nutriënten, voornamelijk fosfor- en stikstofverbindingen, wat een overmatige plantengroei tot gevolg heeft.

Exploitatiekosten van diensten :
Kosten voor het dagelijks of gewoon beheer van diensten tijdens een boekjaar van één jaar. Die kosten omvatten de grondstof- en energiekosten, personeelskosten, administratieve kosten enz.

 F  

FAME (Fish-based Assessment Method for the Ecological Status of European Rivers) :
Europese index, gelijkwaardig met het IBIP, op punt gesteld om te beantwoorden aan de kaderrichtlijn 2000/60/EG.

Financieel plan van de SPGE :
Doelstelling van dit plan is op lange termijn garanderen dat de verbintenissen die de SPGE is aangegaan om de haar toevertrouwde opdrachten te realiseren (opvang en zuivering van afvalwater, afwatering, ontwatering, bescherming van waterwinningen) financieel gedekt zijn. De financiële dekking van de verbintenissen wordt gegarandeerd door de vergoeding voor de diensten waterzuivering en bescherming van de waterwinningen, op basis van de reële kostprijs bepaald in het financieel plan.

Fytofarmaceutisch product :
Prepraat dat, in de vorm waarin het aan de gebruiker wordt geleverd, een of meer werkzame stoffen bevat en bestemd is om:
(i) planten of plantaardige producten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werking van dergelijke organismen te voorkomen (ii) de levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover het niet gaat om nutritieve stoffen (iii) plantaardige producten te bewaren, voor zover die stoffen of producten niet onder de bijzondere bepalingen van de Raad of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake bewaarmiddelen vallen (iv) delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten af te remmen of te voorkomen (Richtlijn) 91/414/EEG, decreet 94-359 van 5 mei 1994). In de praktijk worden ook vaak de termen “pesticide”, “fytosanitair product”, “agrofarmaceutisch product”, “product voor plantenbescherming” of “product voor gewasbescherming” gebruikt in een betekenis die dichtbij die van fytofarmaceutische producten ligt.

Fytoplankton :
Verzamelnaam voor in het water zwevende microscopische plantaardige organismen.

Fytosanitaire (producten) :
Ook fytofarmaceutische producten, bestrijdingsmiddelen of nog gewasbeschermingsmiddelen (zie definitie infra) genoemd. Dit omvat alle producten bestemd voor de bescherming van de gewassen (onkruidverdelgers, schimmelwerende producten, insectenverdelgers, enz.).

 G  

Geleidingsvermogen van water :
Vermogen om elektrische stroom te geleiden. Het geleidingsvermogen van water hangt hoofdzakelijk af van het gehalte aan opgeloste anorganische zouten.

Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) :
Beleid dat werd ingevoerd op schaal van de Europese Unie, in hoofdzaak gebaseerd op maatregelen voor prijsondersteuning en subsidies, met de bedoeling de landbouw te moderniseren en te ontwikkelen.

Gestandaardiseerd boekhoudplan :
Het gestandaardiseerd boekhoudplan voor de watersector in het Waals gewest streeft ernaar regels op te leggen aan de waterdistributeurs en -producenten om de reële kostprijs van de waterdistributie in het Waals gewest te bepalen, zoals vastgelegd in artikel 228 van het decreet van 12/02/2004. Het boekhoudplan is van toepassing sinds 1 januari 2006.

Gevaarlijke stoffen :
Toxische, persistente en bioaccumuleerbare stoffen of groepen van stoffen en andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid.

Gevoelige gebieden :
In de zin van de Richtlijn 91/271/EEG wordt een oppervlaktewaterlichaam aangeduid als gevoelig:

  • indien is vastgesteld dat het eutroof is of dat zou kunnen worden indien geen beschermende maatregelen worden genomen;
  • indien een oppervlaktewaterlichaam bestemd voor de winning van drinkwater het risico loopt een hogere nitraatconcentratie te bevatten dan voorzien door de normen indien geen maatregelen worden genomen;

indien het water een hoger niveau van behandeling moet ondergaan om te voldoen aan de eisen van andere Europese richtlijnen.

Gewasbeschermingsmiddel :
Werkzame stoffen en één of meer werkzame stoffen bevattende preparaten, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd en bestemd om: (i) planten of plantaardige producten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werking van dergelijke organismen te voorkomen, (ii) de levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover het niet gaat om nutritieve stoffen, (iii) plantaardige producten te bewaren, voor zover die stoffen of producten niet onder de bijzondere bepalingen vallen van de Raad of van de Europese Commissie inzake bewaarmiddelen (iv) ongewenste planten te vernietigen of (v) delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten af te remmen of te voorkomen (richtlijn 91/414/EEG, decreet 94-359 van 5 mei 1994).
In de praktijk worden ook vaak de termen “bestrijdingsmiddel”, “fytosanitair product”, “agrofarmaceutisch product”, “product voor plantenbescherming” of “product voor gewasbescherming” gebruikt in een betekenis die dichtbij die van gewasbeschermingsmiddelen aansluit.

Goede toestand van een waterlichaam :
De goede toestand van een oppervlaktewaterlichaam is bereikt wanneer zowel de ecologische als chemische toestand ten minste “goed” zijn (richtlijn 2000/60/EG) – De goede toestand van een grondwaterlichaam is bereikt wanneer zowel de kwantitatieve als chemische toestand ten minste “goed” zijn (richtlijn 2000/60/EG).

Grondgebondenheidscijfer GG :
Het GG geeft de verhouding weer tussen de organische stikstofproductie van een landbouwbedrijf (interne productie + invoer - uitvoer) en de toegestane spreidingscapaciteit van mest.

Grootvee-eenheid (GVE) :
Eenheid die wordt gebruikt om aantallen dieren van verschillende soorten of categorieën te kunnen vergelijken of tellen. Men definieert equivalenties gebaseerd op de voedselbehoefte van de dieren. Per definitie is een koe van 600 kg die 300 liter melk per jaar geeft gelijk aan 1 GVE, een slachtkalf = 0,45 GVE, een zogend moederschaap = 0,18 GVE, een zeug = 0,5 GVE, een eend = 0,014 GVE.

Grondwaterlichaam :
Een afzonderlijke grondwatermassa in één of meer watervoerende lagen.

Grondwatertoestand :
De algemene aanduiding van de toestand van een grondwaterlichaam, bepaald door de slechtste waarde van zijn kwantitatieve of chemische toestand.

Grootvee-eenheid (GVE) :
Toegepaste eenheid om het aantal van verschillende soorten of categorieën van dieren te vergelijken of tellen. Hiertoe worden equivalenten bepaald op basis van de voederbehoeften van de verschillende soorten dieren. Per definitie is een koe van 600 kg die 300 liter melk per jaar produceert= 1 GVE, een slachtkalf = 0,45 GVE, een zogend moederschaap = 0,18 GVE, een zeug = 0,5 GVE, een eend = 0,014 GVE.

 H  

Hydrofoob :
Wat waterafstotende is, niet aangetrokken tot de watermolecule.

Hydrogeologie :
Betreft de wetenschap van het water in de oppervlakkige lagen van de lithosfeer (oppervlakkige streek van de aardkorst bestaande uit hard gesteente met een dikte van ongeveer 20 km).

Hydromorfologie :
De wetenschap die de fysische parameters van de waterloop bestudeert, zowel parameters die betrekking hebben op de hydrologie (verband met de grondwaterlagen, studie van monsternemingen, enz.) als op de eigenlijke morfologie van de waterloop. Deze wetenschap bestudeert het verloop van het zomerbed (kracht, energie, debiet, substraat, kwaliteit van de oevers, tracé, enz.) in de tijd en in de ruimte, alsook zijn relatie met het winterbed (nevenwateren, hoogwater, ooibossen, enz.). De relatie bovenloop-benedenloop (longitudinale continuïteit) komt eveneens aan bod in de morfologische studie van de waterloop.

Hyporheïsche zone :
De term „hyporheïsche zone” duidt op het grensvlak tussen het oppervlakte- en het grondwater. Er bestaan een aantal definities die variëren afhankelijk van de wetenschappelijke discipline of wanneer beschouwd uit het oogpunt van hydrologische, hydrogeologische of ecologische processen (Vernoux, 2010).

 I  

Individuele waterzuivering (zie ook waterzuivering) :
De individuele waterzuivering bestaat in de waterzuivering van een woning op hetzelfde perceel. In tegenstelling tot de collectieve waterzuivering vereist de individuele waterzuivering noch een rioolstelsel noch collectoren. In casu is de burger direct verantwoordelijk voor het beheer van zijn individuele waterzuiveringsinstallatie. Een uitbreiding van de individuele waterzuivering, de gegroepeerde individuele waterzuivering, betreft de zuivering van afvalwater van verschillende woningen die op hetzelfde perceel gelegen zijn.

Integrated Pollution prevention and control (IPPC) :
Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging - de richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging voorziet in een vergunning voor industriële en landbouwactiviteiten met een hoog verontreinigingspotentieel. Deze vergunning kan pas worden uitgereikt wanneer bepaalde milieuvoorwaarden zijn vervuld, zodanig dat de bedrijven zelf instaan voor de preventie en vermindering van de verontreiniging die ze mogelijkerwijs kunnen veroorzaken. De richtlijn 2008/1/EG werd vervangen door de richtlijn 2010/75/EU (IED-richtlijn) inzake industriële emissies die de richtlijn 2008/1/EG (IPPC-richtlijn) en zes andere richtlijnen in één enkele richtlijn inzake industriële emissies samenvoegt.

Inventarisatie :
Een document dat alle nodige informatie bevat voor de karakterisering van de bestaande Waalse stroomgebiedsdistricten en deelstroomgebieden, uitgevoerd overeenkomstig het Waterwetboek met toepassing van artikel 5 van de kaderrichtlijn water. Deze inventarisatie bevat een analyse van de kenmerken van het stroomgebiedsdistrict, een effectenstudie van de impact van menselijke activiteiten op de toestand van het oppervlakte- en grondwater en een economische analyse van het watergebruik.

Intercalibratie :
Vergelijking tussen de Europese landen om de categorieën voor goede toestand te bepalen. Dit werk, dat werd uitgevoerd in 2005 en 2006, betreft hoofdzakelijk de parameters voor biologische monitoring en is gebaseerd op een monitoringnetwerk dat representatief is voor de hoge en lage grenswaarde van de categorie “goede toestand” voor types van waterlichamen die tegelijk in verschillende Europese landen voorkomen.

Investeringskosten van diensten :
Verhouding tussen de nieuwbouwwaarde of aankoopwaarde van een technisch patrimonium in nieuwe toestand (patrimonium nodig om de diensten in verband met watergebruik te kunnen leveren) en de veronderstelde levensduur. Die kosten vormen het minimumbedrag van de jaarlijkse investering die moet worden gedaan en die het voortbestaan en de duurzaamheid van de dienst verzekert.

Inwonerequivalent (IE) :
Een theoretische grootheid die de gemiddelde geproduceerde vuilvracht van afvalwater per persoon en per dag weergeeft.

 J  

Jaarlijks hernieuwbare grondwatervoorraad :
Hiermee wordt bedoeld de gemiddelde waterstroming die jaarlijks in de bodem doorsijpelt om de verzadigde zone te bereiken en stemt overeen met de aanvulling van de grondwaterlagen (zie definitie supra). De jaarlijks hernieuwbare grondwatervoorraad mag niet worden verward met de jaarlijks beschikbare grondwatervoorraad, door de kaderrichtlijn bepaald als „„het jaargemiddelde op lange termijn van de totale aanvulling van het grondwaterlichaam, verminderd met het jaargemiddelde op lange termijn van het debiet dat nodig is om voor bijbehorende oppervlaktewateren de doelstellingen van ecologische kwaliteit te bereiken, teneinde een significante verslechtering van de ecologische toestand van die wateren alsmede significante schade aan de bijbehorende terrestrische ecosystemen te voorkomen”, d.w.z. het aandeel van de jaarlijks hernieuwbare voorraad die op duurzame wijze kan worden gewonnen. Deze beschikbare voorraad wordt berekend door van de hernieuwbare voorraad het jaarlijks watervolume af te trekken dat nodig is voor het behoud van de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater

 K  

Kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60/EG) :
Richtlijn die voor de lidstaten van de Europese Unie nieuwe criteria rond waterbeleid invoert. De KRW streeft naar het bereiken van de “goede toestand” voor alle oppervlakte- en grondwater tegen 2015.

Karst :
Geheel van oppervlakkige en ondergrondse formaties die het gevolg zijn van het oplossen van carbonaatgesteente (kalksteen, dolomiet) door water dat door koolstofdioxide koolzuur bevat. Bij uitbreiding, verzamelnaam voor vergelijkbare vormen die ontstaan in zout gesteente (gips, anhydriet, haliet).

Kosten voor de natuurlijke hulpbronnen :
Kosten in verband met het niet-efficiënt gebruik van de natuurlijke watervoorraad vanuit economisch standpunt, wanneer die hulpbron beschikbaar is in beperkte hoeveelheden.

Kunstmatig waterlichaam :
Een door menselijke activiteiten tot stand gekomen oppervlaktewaterlichaam (bv. stuwmeren).

Kunstmatige aanvulling :
Verhoging van de natuurlijke aanvulling van de grondwaterlagen of van de grondwatervoorraden door middel van injectieputten, spreiding of wijziging van de natuurlijke omstandigheden.

Kwantitatieve toestand :
Toestand van een grondwaterlichaam die het evenwicht vertegenwoordigt tussen enerzijds de waterwinningen en grondwaterbehoeften voor de voorziening van het oppervlaktewater, en anderzijds de natuurlijke aanvulling van een grondwaterlichaam. De kwantitatieve toestand omvat twee indelingen: goed en ontoereikend. De kwantitatieve toestand van een grondwaterlichaam is goed wanneer de waterwinningen niet meer bedragen dan het aanvulvermogen van de beschikbare waterbron, rekening houdend met de nodige watervolumes voor de watervoorziening van de aquatische oppervlakte-ecosystemen en wetlands die direct van het waterlichaam afhankelijk zijn.

Kwetsbare gebieden :
In de zin van de richtlijn 91/271/EEG wordt een oppervlaktewaterlichaam als kwetsbaar aangewezen (i) indien wordt vastgesteld dat het eutroof is of eutroof kunnen worden indien geen beschermende maatregelen worden genomen, (ii) indien het voor de winning van drinkwater bestemde oppervlaktewater hogere nitraatconcentraties zou kunnen bevatten dan de normen indien geen maatregelen worden genomen, (iii) indien het water een verdere behandeling nodig heeft om te voldoen aan andere Europese richtlijnen.

Kwetsbare zones :
In de zin van de richtlijn 9/676/EG, alle bekende gebieden op het grondgebied van een lidstaat die afvloeien in de wateren die door nitraten uit landbouwbronnen bijdragen tot de verontreiniging van deze wateren.

 L  

Laagwaterstand :
Laagwaterstand van een lotisch (met betrekking tot de waterloop in zijn geheel) of lentisch ecosysteem (met betrekking tot stilstaand water met trage aanvulling: vijvers, vennen, meren).

Limnigraaf :
Een elektromechanisch meetinstrument voor de doorlopende registratie van de grondwaterstand op afrollend millimeterpapier.

Limnimetrie :
Meting van de waterhoogte van een meer, van een waterloop.

Lithostratigrafie :
Stratigrafische benadering (d.w.z. die de volgorde van gesteentelagen bestudeert, zie definitie infra) die de eigenschappen van de sedimentaire lagen uit geometrisch, lithologisch en petrografisch oogpunt bestudeert (beschrijving van gesteenten en analyse van hun structurele, mineralogische en chemische eigenschappen).

 M  

Macrofyten :
Grote planten die in de aquatische ecosystemen groeien. Deze planten kunnen boven het water uitsteken (bv. riet), vrij op het water groeien (bv. eendenkroos), onder water groeien en op het wateroppervlak drijven (bv. waterlelie) of gewoon onder water groeien (bv. fonteinkruid).

Macroverontreinigende stoffen :
Verontreinigende stoffen in concentraties in de orde van grootte van een milligram per liter die de natuurlijke systemen verstoren. Voorbeelden: stikstof, fosfor, organische koolstof, enz.

Microverontreinigende stoffen :
Actieve minerale of organische stof die in minuscule concentraties (in de orde van grootte van µg/l of minder) giftig kan zijn.

Milieudoelstellingen :
De milieudoelstellingen die werden bepaald door de kaderrichtlijn omvatten verschillende aspecten:
i De achteruitgang van de toestand van alle oppervlakte- en grondwaterlichamen voorkomen; ii De goede toestand bereiken in 2015 (goede ecologische en chemische toestand voor de natuurlijke oppervlaktewaterlichamen en goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwaterlichamen) en een goed ecologisch potentieel bereiken in kunstmatige of sterk veranderde oppervlaktewaterlichamen, behoudens afwijkingen; iii Binnen dit en 20 jaar de 33 stoffen van bijlage X van de richtlijn afschaffen of verminderen; iv Alle doelstellingen en normen voor de beschermde gebieden halen tegen uiterlijk 2015.

Milieukosten :
Kosten van de schade die aan het milieu wordt toegebracht door menselijke activiteiten. Voorbeelden van milieuschade zijn de achteruitgang van ecosystemen, een vermindering aan aquatische rijkdommen, eutrofiëring, uitdrogen van vochtige gebieden en verlies aan biodiversiteit enz.

Milieukwaliteitsnorm :
Concentratie van een verontreinigende stof of groep van stoffen in het water, in de sedimenten of in de biota die met het oog op de gezondheid van de mens niet mag worden overschreden.

Milieuvergunning klasse 1 en 2 :
Verplicht reglementair document waarover exploitanten van bepaalde productie-, diensten- en fabrieksinrichtingen en/of -installaties moeten beschikken om hun activiteit te kunnen uitoefenen. Afhankelijk van hun potentieel verontreinigende aard, zijn de inrichtingen in drie klassen ingedeeld: klasse 1 voor de activiteiten met de grootste impact op de gezondheid en het milieu, klasse 3 voor de minst verontreinigende activiteiten en klasse 2 voor de intermediaire activiteiten. Voor de inrichtingen van klassen 1 en 2 is een milieuvergunning vereist. De milieuvergunning neemt de technische bepalingen op die de exploitant in acht moet nemen zodat zijn installaties/activiteiten geen hinder vormen voor de directe omgeving en geen schade berokkenen aan het milieu.

Monitoring voor nader onderzoek :
Een soort monitoring die wordt verricht (i) wanneer de reden van een overschrijding niet bekend is, (ii) om informatie te verschaffen voor de vaststelling van een maatregelenprogramma om de milieudoelstellingen te bereiken of (iii) de omvang en het effect van een incidentele verontreiniging vast te stellen.

 N  

NATURA 2000 :
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden met een grote erfgoedwaarde door de uitzonderlijke fauna en flora die deze gebieden herbergen.

Natuurlijke bank :
Een massa opeengestapelde stoffen in het zomerbed van een rivier die met de stroom worden meegevoerd (planten, takken, rotsen, hout, divers verweringspuin, enz.).

Nevenwater :
Geheel van aangeslibde wetlands in permanente of tijdelijke verbinding met het courante milieu door oppervlakte- of grondwaterverbindingen: rivierarmen, strangen, plassen, overstroomde moerasgronden, enz.

Nitrawal :
Een vereniging zonder winstoogmerk die tot doel heeft de landbouwers te begeleiden bij hun aanpak de waterbronnen te beschermen tegen nitraatverontreiniging. Nitrawal is in heel Wallonië actief met voorrang aan de kwetsbare zones(http://www.nitrawal.be).

Nutriënten :
Alle organische en minerale samenstellingen die een levend organisme nodig heeft om in leven te blijven.

Nuttige landbouwoppervlakte :
Statistisch begrip om te ramen hoeveel grondgebied bestemd is voor landbouwproductie. De nuttige landbouwoppervlakte bestaat uit akkerland, oppervlakten die steeds grasland zijn en overblijvende teelten. Bossen en wouden vallen hier niet onder. Braakland daarentegen valt er wel onder.

 O  

Onderzoeksmonitoring :
Dit soort monitoring gebeurt om onbekende oorzaken voor overschotten te verklaren, om de nodige informatie te verschaffen voor de invoering van maatregelenprogramma’s om milieudoelstellingen te halen of om de omvang en weerslag van verontreinigingen door ongevallen te bepalen zodat hieraan verholpen kan worden.

Ontwatering :
In het Waals gewest bestaan « ontwateringswerken » uit de bouw van pompstations en de aanleg van leidingen om het water van openbare rioleringen af te voeren naar oppervlaktewateren, in gebieden waar de bodem verzakt is als een gevolg van mijnbouw. Die ontwateringswerken zijn bedoeld om te vermijden dat kelders of gelijkvloerse verdiepingen onderlopen bij hevige regenval en hoge waterstanden in de rivieren. Die werken worden uitgevoerd in de Maasvallei in Luik, de Sambervallei in Charleroi en de Hainevallei in de Borinage. Ontwatering is een technische term en geen streektaal voor mijnbouw. Een mijnschacht, een ader, zelfs een gemeente, kan worden ontwaterd, dat wil zeggen het water wordt er afgevoerd. Het woord werd vervolgens overgenomen in de bestuurlijke en officiële taal na de overstromingen van 1925-1926.

Onverzadigde zone :
Onverzadigde zone van de bodem en/of de ondergrond op het raakvlak tussen de atmosfeer-pedosfeer en de grondwaterlaag. In de onverzadigde zone zijn de poriën van de bodem gedeeltelijk gevuld met water (met uitzondering van de capillaire zone) en gas (meestal lucht), in tegenstelling tot de met water verzadigde zone (of watervoerende lagen) waar de poriën volledig met water zijn gevuld.

Ooibos :
Een plantaardige boomrijke formatie die zich langs de waterlopen ontwikkelt. In ruimere zin een plantaardige en grasachtige formatie die een overgangsfunctie vervult tussen het aquatische en terrestrische milieu.

Operationele monitoring :
Een soort monitoring die wordt verricht om (i) de toestand vast te stellen van de waterlichamen waarvan blijkt dat ze risico lopen de milieudoelstellingen niet te bereiken en (ii) uit de maatregelenprogramma’s resulterende wijzigingen in de toestand van die waterlichamen te beoordelen.

Oppervlaktewaterlichaam :
Een onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een strook kustwater.

Oppervlaktewatertoestand :
De algemene aanduiding van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam, bepaald door de slechtste waarde van zijn ecologische of chemische toestand.

Opvangbekken :
Kunstmatig bekken bedoeld om een grote hoeveelheid water op te slaan voor antropogene doeleinden (hydro-elektriciteit, … ).

Organische stoffen exogeen aan de landbouw (MOEA) :
Organische bijproducten die een nuttige toepassing kunnen vinden in de landbouw: zuiveringsslib van collectieve en industriële rioolwaterzuiveringsinstallaties, digestaat uit biogasproductie, compost (groenafval, slib, huishoudelijk afval of andere), enz.

Organismes d’assainissement agréé (OAA - erkende waterzuiveringsinstelling) :
Intercommunales (de voormalige Organismes d’épuration agréés - OEA) die in Wallonië actief zijn op het gebied van afvalwaterzuivering. Wallonië telt 7 OAA: AIDE, AIVE, INASEP, IDEA, IPALLE, IBW en IGRETEC. Tegen betaling belasten zij zich onder meer met de bouw van de zuiveringsinstallaties zoals collectoren, rioolwaterzuiveringsinstallaties, alsook met de exploitatie ervan (via leasingcontracten).

Overstromingsgebieden :
Natuurlijk of aangelegd gebied waar het water kan heen stromen wanneer het winterbed van een waterloop overstroomt. Doordat het water tijdelijk ergens heen kan, wordt de hoge waterstand minder hoog doordat het wegstromen wordt gespreid.

Overgangsgebieden voor waterzuivering :
In de waterzuiveringsplannen per deelstroomgebied (PASH) is een overgangsgebied een stuk van het grondgebied (gemeente of deel van een gemeente) waarvoor aanvullende studies nodig zijn om te beslissen of de waterzuivering collectief of individueel zal gebeuren.

Oevervegetatie :
Planten die aan de rand van waterlopen groeien. In ruimere zin: plantengroei, met inbegrip van grassen, die de overgang vormt tussen het terrestrisch en het aquatisch milieu.

 P  

PEGASE :
Simulatiemodel voor de bepaling van de waterkwaliteit. Zie voor meer informatie het begeleidende document „Methodologische leidraad”.

Pesticiden :
Stof die in een teelt wordt gebruikt om te strijden tegen schadelijke organismen. Het is een generieke term die zowel insecticiden, schimmelwerende producten, onkruidverdelgers als middelen tegen parasieten omvat. Ze zijn vooral gericht op de bestrijding van vraatzuchtige insecten, schimmels, “onkruid” en parasitaire wormen.

PGDA :
Waals programma voor duurzaam stikstofbeheer in de landbouw ingevoerd in het kader van de uitvoering van de Europese richtlijn 91/676/EEG inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.

pH :
Getal tussen 0 en 14 dat aangeeft of een milieu zuur dan wel basisch is. Een oplossing wordt zuur genoemd wanneer de pH ervan lager is dan 7, basisch bij een pH hoger dan 7 en neutraal wanneer de pH gelijk is aan 7.

Phyteauwal :
Een vzw die die tot doel heeft „… ondersteuning te geven aan de gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen […], alsook aan de bevoegde autoriteiten met de bedoeling alles in het werk te stellen om de impact van deze producten op de natuurlijke hulpbronnen en het milieu te beperken.”.

Piëzometrisch (niveau) :
Vrije stijghoogte van een grondwaterlaag die traditioneel via een in de grond geboord gat met een peilbuis wordt gemeten (piëzometer). Het piëzometrisch niveau van de waterlaag is die waar de druk nul is (met aftrek van de atmosferische druk).

Plan d’assainissement par sous-bassin hydrographique (PASH) :
Waterzuiveringsplan per deelstroomgebied, dat de stelsels voor waterzuivering specificeert (collectief, individueel of overgangsstelsel) voor elk gebied dat volgens de gewestplannen bestemd is voor bebouwing. Deze plannen bepalen ook de verplichtingen en opdrachten inzake de behandeling en afvoer van stedelijk afvalwater.

Pollution Prevention and Control (IPPC) :
Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging. Richtlijn ter preventie en bestrijding van alle chronische verontreinigingen en risico’s op chronische verontreiniging door de 50.000 Europese installaties die worden beschouwd als het meest vervuilend.

Primaire behandeling :
De primaire behandeling bestaat uit de bezinking van de in het water vaste stoffen in suspensie. De parameter die deze vuilvracht kenmerkt is het gehalte aan stoffen in suspensie (in mg SIS/l).

Prioritaire stoffen :
Een lijst van op Europees niveau geselecteerde stoffen die een aanzienlijk risico inhouden voor of via het aquatisch milieu (oppervlaktewater). De eerste lijst van 33 stoffen of groepen van stoffen werd opgenomen in bijlage X van de KRW bij beschikking 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20/11/2001. De lijst werd in 2008 gewijzigd door de MKN-richtlijn 2008/105/EG van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid. Binnen de lijst van 2008 zijn 13 stoffen aangemerkt als prioritair gevaarlijk en 20 als prioritair. In 2013 heeft de richtlijn 2013/39/EU van 12 augustus 2013 12 „nieuwe” prioritaire stoffen aan de lijst toegevoegd waarvan 6 als prioritair gevaarlijk zijn aangemerkt.

Productiekosten van diensten :
Som van de investeringskosten en de exploitatiekosten van diensten.

 Q  

Quaternaire behandeling :
De quaternaire behandeling bestaat uit het ontsmetten van stedelijk afvalwater dat, omwille van zijn besmetting met ziektekiemen, een gevaar vormt voor de volksgezondheid (bijvoorbeeld daar waar zwemmen toegelaten is). De parameters die deze besmetting kenmerken zijn de intestinale enterokokken en de fecale colibacteriën (met name Escherichia coli) die in een bepaalde hoeveelheid water worden geteld.

 R  

RAMSAR-gebieden :
Beschermde gebieden afgebakend in het kader van een internationale conventie inzake wetlands van internationaal belang, met als officiële titel International Conference on Wetlands and Waterfowl. De conventie werd door de deelnemende landen opgesteld en aangenomen tijdens de conferentie in Ramsar in Iran op 2 februari 1971. De conventie is op 21 december 1975 in werking getreden.

Reële kostprijs distributie (CVD) :
Alle kosten verbonden aan de waterproductie/-distributie, inclusief de kosten voor de bescherming van de waterwinningen bestemd voor de openbare watervoorziening. De CVD wordt berekend per kubiek meter afgenomen water.

Reële kostprijs waterzuivering (CVA) :
Kosten van de openbare dienst waterzuivering van het stedelijk afvalwater, die bestaat uit de diensten voor de opvang en zuivering van het afvalwater, prioritaire riolering en ontwatering. De CVA is ten laste van de drinkwaterproducenten/-distributeurs die de ontvangsten uit de CVA doorstorten aan de SPGE afhankelijk van de verdeelde volumes. De waterproducenten/-distributeurs factureren de CVA vervolgens door aan de waterverbruikers.

Restafvoer :
Het permanent te handhaven minimaal debiet van een waterloop ter hoogte van een kunstwerk om het biologisch evenwicht en de gebruiksfuncties van het water stroomafwaarts in stand te houden.

Risicowaterlichaam :
Oppervlakte- of waterlichaam dat het risico loopt de goede toestand niet te bereiken binnen de door de kaderrichtlijn Water gestelde termijnen, rekening houdend met de beschikbare informatie (resultaten van de meetnetten van de waterkwaliteit, analyse van de belastingen van de waterlichamen, enz.).

Riviercontract :
Protocolakkoord tussen alle publieke en private actoren van een stroomgebied voor een duurzaam beheer van de waterbronnen van het stroomgebied, van de waterloop en van zijn zijrivieren. Dit protocol bevordert een participatief beheer van de waterbronnen via overleg, sensibilisering en informatie. Alle consensueel overeengekomen acties worden in één enkel document gebundeld, het riviercontract, dat om de drie jaar wordt vernieuwd. Thans telt het Waals Gewest 16 riviercontracten (of 68% van het Waalse grondgebied) en 4 andere zijn in voorbereiding.

Reële kostprijs van de distributie :
wordt berekend per verdeelde kubieke meter en omvat alle kosten voor de productie en distributie van water, met inbegrip van de kosten voor onttrekking van het water bedoeld voor openbare distributie.

Reële kostprijs van de waterzuivering :
Kostprijs van de openbare dienst waterzuivering, die bestaat uit de dienst van opvang en zuivering van afvalwater, prioritaire riolering en ontwatering. De reële kostprijs van de waterzuivering is ten laste van de drinkwaterproducenten/-distributeurs die de ontvangsten uit de reële kostprijs van de waterzuivering doorstorten aan de SPGE, volgens de volumes die zij verdelen. De producenten/distributeurs factureren de reële kostprijs van de waterzuivering vervolgens door aan de waterverbruikers.

 S  

SAU - surface agricole utilisée (landbouwareaal) :
Een statistisch concept bestemd om het grondgebied te berekenen dat voor de landbouw wordt gebruikt. De SAU omvat de akkerlanden, blijvend grasland en meerjarige gewassen. De SAU omvat niet de bossen en wouden. De SAU omvat echter wel braakland.

Secundaire behandeling:
De secundaire behandeling bestaat uit de afbraak door micro-organismen van de organisch vuilvracht in het afvalwater. De parameters die deze vuilvracht kenmerken zijn de chemische zuurstofvraag (CZV) en de biologische zuurstofvraag (BZV5), Beide zijn uitgedrukt in mg O2/l.

SEQ-Eso :
Evaluatiesysteem van de grondwaterkwaliteit in Wallonië ontwikkeld door de Directie Grondwater van de SPW   en op 22 mei 2003 door de Waalse Regering goedgekeurd. Dit systeem neemt alle mogelijke effecten van menselijke activiteiten en alle mogelijke watergebruiken in aanmerking en biedt een snelle en beknopte diagnose van de chemische grondwatertoestand.

SEVESO :
SEVESO-inrichtingen zijn industriële bedrijven die risico’s inhouden van ongevallen verbonden aan de aard en de hoeveelheid van opgeslagen producten. Een eventueel ongeval op een SEVESO-inrichting kan schade veroorzaken aan personen, aan goederen en aan het milieu.

Specifieke verontreinigende stoffen van de ecologische toestand :
In het oppervlaktewater aanwezige verontreinigende stoffen. De lijst van de specifieke verontreinigende stoffen voor Wallonië is opgesteld overeenkomstig artikel R.133, in bijlage VII van het regelgevend deel van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.

Stakeholders :
De stakeholders of belanghebbende partijen zijn de individuele of collectieve actoren (groep of organisatie) die actief of passief bij een beslissing of project betrokken zijn, d.w.z. dat hun belangen positief of negatief kunnen worden beïnvloed door de al dan niet uitvoering ervan.

Sterk veranderd waterlichaam :
Een oppervlaktewaterlichaam dat door fysische wijzigingen ingevolge menselijke activiteiten wezenlijk van aard is veranderd. De lidstaten hebben deze waterlichamen aangewezen overeenkomstig de bepalingen van artikel $(3) van bijlage II van de kaderrichtlijn Water.

Stoffen in suspensie (SIS) :
Kleine zwevende deeltjes in het water, hetzij van natuurlijke (bv. geërodeerde bodemdeeltjes na regenweer) hetzij van antropogene oorsprong (bv. deeltjes aanwezig in het stedelijk en/of industrieel afvalwater). Hun effect kan (i) mechanisch zijn wanneer zij sedimenten vormen en/of een scherm dat het licht belet in de waterloop door te dringen (vermindering van fotosynthese) of wanneer zij de kieuwen van de vissen afdichten, of (ii) chemisch wanneer zij een potentiële bron van verontreiniging in de sedimenten vertegenwoordigen.

Stroming :
Fysisch verschijnsel van het niet georganiseerd afstromen van water van een stroomgebied na regenval. Dit duurt tot het water een rivier, een waterzuiveringsnet of een moeras bereikt. De kracht van het afstromende water hangt af van een combinatie van factoren:
de hevigheid van de regenval, de hellingsgraad, de dichtheid van de plantengroei enz., en vooral van menselijke activiteiten.

Stroomafwaartse vistrek :
Trekvissen die stroomafwaarts zwemmen om terug te keren naar een plaats die nodig is voor hun ontwikkeling (voor de voortplanting of ontwikkeling).

Stroomgebiedsdistrict :
Gebied gevormd door een of meer stroomgebieden met de bijbehorende grond- en kustwateren. Deze gebieden zijn afgebakend en omschreven overeenkomstig artikel 3 paragraaf 1 van de richtlijn 2000/60/EG als de voornaamste eenheid van beheer van de stroomgebieden.

Stroomgebiedbeheerplan :
Plan dat werd uitgewerkt door het Waals gewest om te voldoen aan een van de verplichtingen van de kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60/EG).

Stroomopwaartse vistrek :
Trekvissen die stroomopwaarts zwemmen om zich voort te planten of zich te ontwikkelen.

 T  

Tertiaire behandeling :
De tertiaire behandeling bestaat uit de verlaging van het stikstof- en fosforgehalte in het afvalwater om zodoende de eutrofiëring van rivieren en kustwateren tegen te gaan. Deze behandeling is verplicht in Wallonië voor alle rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan 10.000 IE. De parameters die deze vuilvracht kenmerken, zijn de totale stikstof- en de totale fosforconcentratie, respectievelijk uitgedrukt in mg N/l en mg P/l.

Tijdelijke waterzuiveringsgebieden :
In de waterzuiveringsplannen per deelstroomgebied (PASH) vertegenwoordigt het tijdelijk waterzuiveringsgebied een deel van het grondgebied (gemeente of deel van een gemeente) waarvoor aanvullende studies nodig zijn om te bepalen of de waterzuivering collectief of individueel moet worden uitgevoerd. De tijdelijke waterzuiveringsgebieden zijn het voorwerp van een grondiger studie (toepassing van het principe van de „kosten/baten milieuanalyse”) om het definitieve waterzuiveringsstelsel te bepalen.

Toegevoegde waarde :
Waarde van de goederen en diensten die in de loop van een jaar worden geproduceerd door een binnenlandse activiteitssector, min de waarde van de goederen en diensten die worden verwerkt in het productieproces (tussenverbruik). De toegevoegde waarde wordt uitgedrukt in een munteenheid.

Toestand- en trendmonitoring :
Een soort monitoring die wordt verricht om de algemene toestand van de waterkwaliteit van het oppervlakte- en grondwater op lange termijn te beoordelen.

Trage hypodermische stroming :
Afvloeiingen onder het grondoppervlak die duiden op alle afvloeiingen in gedeeltelijk of volledig met water verzadigde horizons onder het grondoppervlak (d.w.z. in de bodemvolumes die zich onder het grondoppervlak maar boven de permanente grondwaterlagen bevinden). Deze horizons onder het grondvlak vertonen een tragere afvloeiingscapaciteit dan de oppervlakkige afvloeiing maar sneller dan die van de diepe waterlagen.

 V  

Vaste verblijfplaats :
Vaste verblijfplaats duidt op „alle toeristische inrichtingen die door hun gebruikers als hoofdverblijfplaats worden gebruikt”.

Verandering in het aquatisch milieu :
Wijziging van de toestand van een aquatisch milieu of hydrosysteem, in negatieve zin. Veranderingen worden gekenmerkt door hun aard (fysisch, ionisch, organisch, toxisch, bacteriologisch, … ) en hun gevolg (eutrofiëring, zuurstofgebrek, vergiftiging, wijziging van de populaties, ... ). Veelal zijn die veranderingen van antropogene oorsprong, maar ze kunnen ook een natuurlijke oorzaak hebben.

Verdeling van de kosten voor openbare waterzuivering :
De gebruikers (in hoofdzaak gezinnen en industriebedrijven) die niet genieten van de dienst openbare waterzuivering (omwille van onvoldoende capaciteit van de plaatselijke infrastructuur) dragen, via belastingen, milieubijdragen en de reële kostprijs van de waterzuivering, bij aan de financiering van de kosten van de diensten geleverd aan gebruikers die er werkelijk van genieten.

Visserijkunst :
Duidt op de wetenschap van de visserij en alles wat te maken heeft met de oceanische en continentale visvangst.

Vistrap :
Voorziening waarmee trekvissen voorbij een waterwerk kunnen komen, vooral in stroomopwaartse richting.

Voorbehouden debiet :
Minimumdebiet dat steeds behouden moet worden in een waterloop ter hoogte van een bouwwerk, om het biologisch evenwicht en het watergebruik stroomafwaarts te kunnen behouden.

 W  

Waterdiensten :
Alle diensten voor de huishoudens, de openbare instellingen of enigerlei economische activiteit die als volgt omvatten: (i) de winning, de afdamming, de opslag, de behandeling en de distributie van oppervlakte- of grondwater, (ii) de installaties voor de opvang en zuivering van afvalwater dat vervolgens in het oppervlaktewater wordt geloosd.

Waterhardheid :
Geeft het gehalte aan calcium- en magnesiumionen in het water weer. Bij hoge concentraties van deze ionen is sprake van hard water.

Watering :
Openbare besturen die werden opgericht om, binnen de grenzen van hun ambtsgebied, voor de landbouw en de volksgezondheid een gunstige waterhuishouding tot stand te brengen en te handhaven, en om het grondgebied te beveiligen tegen overstromingen (wet van 5 juli 1956). De wateringen zijn ook eigenaarsverenigingen die direct baat hebben bij een goede werking en dus een goed onderhoud van de beschermde en niet-beschermde waterlopen.

Waterzuivering :
Het geheel van technieken voor de opvang van afvalwater en zijn zuivering (rioolstelsels en collectoren, stormbekkens en rioolwaterzuiveringsinstallaties) voordat het water weer in het natuurlijk milieu wordt geloosd De behandeling en verwijdering van het zuiveringsslib maakt deel uit van de zuivering. De zuiveringsinstallatie kan collectief of individueel zijn.

Wendakker :
Niet of weinig bebouwde strook aan de rand van een akker waar de tractor draait, aan het eind van de rijen teeltgewassen.

 Z  

Zelfcontrole :
Monitoring van de lozingen (debiet, concentraties van verontreinigende stoffen) van een inrichting of van de werking van een waterzuiveringssysteem door de inrichting zelf of door de beheerder(s) van de zuiveringsinstallatie. De wetgeving op de milieuvergunningen bepaalt de uitvoeringsvoorwaarden van deze monitoring en zelfcontrole.